Een Venlose Lili Marlene

door Sef Derkx


De eerste keer dat ik het liedje Lili Marlene live hoorde, was jaren geleden. We waren met het bestuur van het Zomerparkfeest in Brussel voor het jaarlijks uitstapje. Tegen vier uur ’s nachts spoelden we aan in de Ancienne Belqique. Het was er vol, warm en lawaaierig. We dronken grote glazen witbier. Heerlijk. Op zeker moment stapten twee jonge vrouwen op het podium. De ene ging aan de piano zitten, de andere stelde zich naast haar op. Boven het geroezemoes uit klonk: ‘

Vor der Kaserne/vor dem großen Tor/stand eine Laterne/und steht sie noch davor…’ Het gekwetter van de nachtvogels viel stil. Iedereen had aandacht of kon het fatsoen opbrengen om er niet doorheen te praten. Lili Marlene werd prachtig gezongen. Eerst nog breekbaar, maar gaandeweg steeds krachtiger om triomfantelijk te eindigen. De laatste jaren is Lili Marlene vooral het liedje van de Venlose kasteleinse en chanteuse Liesbeth Mevissen. We koesteren dierbare herinneringen aan haar vertolkingen in café Take Five.

 

De tekst dateert van 1915 en werd geschreven door Hans Leip, een Duitse soldaat die op het punt stond uitgezonden te worden naar het Russische front. Norbert Schultze schreef in 1938 de muziek. In de Tweede Wereldoorlog werd Lili Marlene het lied dat troost bracht. Het werd vanaf 1941 dagelijks op een vast tijdstip werd gedraaid door radio Belgrado voor Duitse militairen. De geallieerde troepen konden ook afstemmen op het radiostation en hadden dit al snel in de gaten. Lili Marlene oversteeg na verloop van tijd de fronten. Marlene Dietrich werd de voornaamste vertolkster ervan.

Ik wist dat er een Venlose versie bestond. Maar verder dan de regels: ‘Achter de kazerne/beej de Horsterwaeg’ kwam ik niet. Gelukkig schoten lezers en lezeressen van de Floddergats me enkele jaren geleden te hulp. Jan Goedmakers liet zijn zoon Marcel de volgende versie sturen: ‘Achter de kazerne/op de Horsterwaeg/zitte smerige Moefe/zeej staon òs in de waeg/as noow d’n oorlog is gedaon/zulle weej eur op/det smoelwerk slaon/gelièk met de NSB’. Uit Helden schreef Nell Deen een variant: ‘Achter de kazerne/op de Horsterwaeg/laupe òs die Moffe/geweldig in de waeg/en as d’n oorlog is gedaon/dan jage weej/die Moffe nao de maon/en ouk de NSB’. Nell Deenen vertelde dat ze het liedje van haar moeder niet mocht zingen. Vader was als dwangarbeider gedeporteerd naar Duitsland en verbleef in Viersen. Moeder en de kinderen kregen vaak inkwartiering van Duitse militairen. Nee, dan zing je zo’n liedje niet. Overigens was de verstandhouding met de Duitse soldaten redelijk. Een militair kwam ’s avonds zelfs de rozenkrans mee bidden. Meteen na de inval op 10 mei 1940 werden Duitse eenheden gelegerd in de kazerne aan de Horsterweg. Tot begin december 1944 zou dat zo blijven. De kazerne was het militaire bolwerk van de bezetter. Vandaar de verwijzingen naar de Horsterweg en de kazerne in de Venlose versie van Lili Marlene.

Omslag cahier met liedjes opgetekend door Mia Joosten, later is de datering +/- 1942 toegevoegd (particuliere collectie)

Dwarsstraat met medewerkers van de Firma Joosten – van Gasselt (met dank aan Piet Braem/Mooder Maas)

Ruim tien jaar geleden kreeg ik een telefoontje kreeg van Mia Toussaint-Joosten, bakkersdochter uit de Dwarsstraat. Telg uit de familie Joosten–van Gasselt. Haar vader had de prachtige bijnaam Beschuùte Harie. In 1944 werd hun woonhuis gebombardeerd. Onder het puin vandaan kwam een schrift waarin de veertienjarige Mia de teksten van liedjes had opgeschreven. Ze nam het cahier mee tijdens de evacuatie naar Zwolle, waar het gezin onderdak kreeg bij een collega van haar vader. Ook na de bevrijding schreef ze liedjes in het schrift op. Samen met haar vriendinnen Zusje van Soest, Lucie Huberts en Truus Buskes. Het waren liedjes die ze hoorden op de radio, op straat of bij de Venlose revue. Liedjes die de meisjes samen zongen. Ze zijn geschreven met kroontjespen in een prachtig, regelmatig handschrift. De vrucht van lang en gedisciplineerd oefenen op kostschool La Providence bij de zusters urselinen in Grubbenvorst. De Venlose versie van Lili Marlene, die werd opgeschreven door Mia Toussaint-Joosten, omvat liefst twaalf coupletten. Hieronder volgt het integraal, want zo’n pareltje van dialect moet aan de vergetelheid worden ontrukt. Het handelt over  Venlonaren die huizen plunderden van geëvacueerde of gedeporteerde stadsgenoten. Een plaag die zich in de eerste maanden van 1945 voltrok. De laatste regel: ‘die zien neet weg gewaes’ wordt steeds herhaald.

Nadat ik het de eerste keer gelezen had en vervolgens zachtjes gezongen, dacht ik meteen aan een van de succesvolle Venlose revues van Sef Cornet uit de eerste jaren na de oorlog. Ik heb er de tekstboekjes op nagekeken, maar zonder resultaat. Wanneer het niet uit een Venlose revue komt, waar vindt dit meesterlijke liedje dan wel zijn oorsprong? Wie heeft het geschreven en uitgevoerd en bij welke gelegenheid? Hopelijk zijn er behulpzame lezers of lezeressen van de Floddergats die de antwoorden weten.

Reageren? Stuur een e-mail naar Sef Derkx: floddergats@xs4all.nl.

 

5 gedachtes over “Een Venlose Lili Marlene

  1. Van Piet Braem (Mooder Maas veur Facebookvrinde) kwaam dees reaksie:

    Moeij verhaol.

    Mien mooder leed ik altied det leedje zingen maar met andere tekst:
    “Achter de kazerne steit de kraom van Punt.
    Kaupe de korperaole rollen paepermunt
    As de soldaötjes nao hoës toe gaon
    Dan gaon ze Iers nao Punt ziene kraom”

    Like

    1. Wat super leuk om dit te lezen jan punt is mijn vader ik zal hem dit morgen laten lezen daar zal hij echt blij mee zijn dankjewel groetjes van miranda hendriks van de weem

      Like

  2. Nog een reactie, nu van Jan Verheugen:

    Hallo Sef,

    Heb dien artikel euver Lili Marlene gelaeze. Det brach waat herinneringe baove. Daoeuver ’t volgende.

    As klein kind (gebaore in 1948) hoort ik Lili Marlene hiel dök. Ik dink det ik ’t op de radio hoort en auk gezónge door minse in de buurt, in mien umgaeving.

    ’t Waas ein van de ierste leedjes die ik heb ónthalde.

    De meziekles op de Martinusschoeël (Broedersschoeël) woort deils ingevöld mit ’t zinge van leedjes. Beej beurt zónge weej als lierlinge een leedje veur de klas.

    Beej mich in de klas zoot Jan Punt. (Of ik zoot beej um in de klas.) Jan Punt woeënde op de hook Holtstraot / Alde Mert. In zien femilie hat eemus eine snoepkräöm beej de kazerne in Bliërick. Soldaote waare de belangriekste klante. De deensplichtige soldaote meugde ’s aoves Bliërick of de stad in. Beej kómme en gaon kwaame ze langs de snoepkräöm.

    As ik mich ’t verhaol good herinner hat Jan zien oma op de melodie van Lili Marlene een leedteks gemak. Jan zóng det leedje waal ens as hae op schoeël de zangbeurt hat. Auk op andere momente hoort ik um det zinge, zoeë dök det ik de teks heb kinne ónthalde.

    Aan de halding van de broeder-ónderwiezer kós-se merke det hae ’t niks vónd, maar det sprook hae neet oét.

    Die teks wie ik die mich herinner waas as volgt:

    Achter de kazerne steit de kräöm van Punt
    dao kaupe de soldaote rolle paepermunt
    As de soldaote nao hoès toe gaon
    dan gaon ze ièrs nao Punt ziene kräöm
    veur rolle paepermunt, veur rolle paepermunt

    Umdet ik de melodie kós waas ’t veur mich mekkelik um de teks te onthalde.

    Greunte,
    Jan Verheugen

    Like

    1. Super leuk om te lezen mijn vader is jan punt ik laat hem dit morgen lezen dat zal hij echt heel erg leuk vinden groetjes van miranda hendriks van de weem

      Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.